11. Ree

  • In tegenstelling tot andere hertachtigen hebben reeën geen staart. Maar de mannelijke dieren kunnen het grootste deel van het jaar wel pronken met hun gewei. De kans dat je een ree ziet, is de voorbije jaren een pak groter geworden want de dieren zijn in ons land aan een opmars bezig.
  • gedurende de wintermaanden hebben de reegeiten een ‘schortje’, een witgrijze haarpluk op het achterwerk die lijkt op een staart. 
  • gedurende de eerste maanden hebben de jongen witte vlekken op de bruine pels (het ‘bambisyndroom’).
  • Reeën hebben opvallende, grote oren, grote ogen en een vrij spitse snuit met een zwarte neus (‘muffelvlek’).
  • Sommige dieren hebben ook een of meerdere lichtgekleurde keelvlek(ken).
  • Soms komen er ook volledig zwarte reeën voor, al duiken die vooral in Midden-Duitsland op.

De mannelijke dieren hebben het grootste gedeelte van het jaar een gewei. Dit wordt jaarlijks (oktober-november) afgeworpen en in de wintermaanden terug opgebouwd. Tijdens de wintermaanden kan men bokken en geiten dan ook het eenvoudigste van elkaar onderscheiden door de spiegel - een wit behaarde plek op het achterwerk - van de dieren te bekijken. Bij de bokken is de spiegel nier- of eivormig, terwijl dit bij de geiten, door de aanwezigheid van het schortje, hartvormig is.

Volg dit pad verder tot beneden, langs de touwen tot aan QR12

50.35306, 5.45604