9. Dierensporen

Dierensporen kunnen lezen is handig om verschillende redenen. Als je weet van welke dieren de sporen zijn, dan weet je welke dieren er in de omgeving leven. Zo weet je ook of je gevaar loopt en of er water en voedsel aanwezig is.

Dieren laten sporen achter in de grond: hoefafdrukken (everzwijnen en reeën), handvormige afdrukken (eekhoorns en egels) en pootafdrukken met kussens (vossen, honden en wolven).

Dieren laten specifieke uitwerpselen achter, waarin zowel pitten, veertjes, botjes als vacht inzitten. Dit geeft ons informatie over welke dieren in de buurt zijn, wat ze eten en wat er dus allemaal in de omgeving te vinden is. Dieren wandelen vaak langs dezelfde herkenbare wildpaden. Als een wildpad onder het struikgewas loopt, kan je de maximale grootte van het dier afleiden.

  • Er hangen vaak stukjes vacht en haartjes aan het scherpe struikgewas.

  • Sommige dieren krabben en woelen om hun territorium af te bakenen, anderen zoeken zo naar eten.

  • Reeën wrijven tijdens de paartijd hun gewei tegen de boomstammen.

  • De everzwijnen rollen in de modder en wrijven zich nadien tegen een boomstronk. Vaak hangen er nog haartjes van zwijnen tegen die boomstronken.

Dieren laten ook vraatsporen achter.

  • Veel voorkomende vraatsporen zijn te vinden op dennenappels. De manier waarop een dennenappel is opgegeten, toont je wie de snoeper was.

  • Plaatsen met veel pluimen zeggen veel over de dader. Vogels plukken de veren in hun geheel uit hun prooi voordat ze die opeten. De schachtpunten blijven intact. De vos bijt de veren tegen de huid af.

Volg het pad verder aan de hand van de QR walk bordjes.

50.35306, 5.45604